Tomas Tranströmer

oktober 2011
In de Kinderboekenweek wordt er niet geschreven, dan zijn de schrijvers met auto of openbaar vervoer op weg naar scholen en bibliotheken om voor te lezen uit Eigen Werk. Ik reis met de trein, ik ben een dichter, ik heb geen rijbewijs. En wie geen auto heeft spaart milieu en eigen portemonnee, zodat er  geld overblijft om eerste klas te reizen.

Vrijdag 7 oktober zat ik in de trein naar Ypenburg, onderweg naar Nootdorp, naar OBS de Winde, voor bezoeken aan de groepen 5 en 6. Om me heen werd gemaild en gebeld, ik las De Volkskrant. Waarom we Tomas Tranströmer moeten lezen, stond er op de voorpagina van het Vervolg. Ik sloeg de bladzijde om en las het gedicht Schubertania 1, uit de bundel De herinneringen zien mij, in een vertaling van J.Bernlef en ik had meteen antwoord op de vraag van de voorpagina. Hierom moeten we Tranströmer, Nobelprijswinnaar voor de literatuur lezen:

 

Schubertania 1

In het avondduister op een plek buiten New York,

een uitzichtpunt van waaruit je met één enkele blik

de huizen van acht miljoen mensen kunt omvatten.

De reuzenstad daarginds is een langgerekte flikkerende sneeuwbui,

een spiraalnevel van opzij.

In het binnenste van de nevel worden koffiekopjes over

de toonbank geschoven, bedelen etalages bij voorbijgangers,
een krioelen van schoenen dat geen enkel spoor achterlaat.
De klimmende brandtrappen, de liftdeuren die dichtglijden,
achter deuren met veiligheidsloten een voordurende stortvloedvan stemmen.
Ineengezakte lichamen dutten in de subwaywagons, de voorstromende catacomben.
Ik weet ook buiten alle statistiek om dat op ditzelfde moment
ergens daarginds in een kamer Schubert gespeeld wordt en dat
voor iemand die tonen werkelijker zijn dan al het andere.

Woensdag kreeg ik als dank voor mijn optreden in de Haagse kinderboekwinkel Alice in Wonderland een riant bedrag aan boekenbonnen, binnenkort ga ik die verzilveren voor een exemplaar van De herinneringen zien mij van Tomas Tranströmer.