Eeen wankel beginnetje

juli 2012
Om het jaar schrijf ik voor Hofplein Rotterdam een musical. Meestal blijft het daarbij, soms vind ik het verhaal ook geschikt als boek. Zo heb ik Piggelmee, de eerste musical die ik schreef voor Hofplein Rotterdam, samen met Harrie Jekkers, bewerkt tot Meneer Hoedjes vangt een vis (Leopold, 1999) en bewerkte ik De winterkoningin tot prentenboek: Het sneeuwmeisje (Lemniscaat 2012).
In december gaat mijn nieuwe musical in première: Midden in de winternacht, gebaseerd op Marfoesjka en de vorst, een Russisch sprookje met elementen uit bekende Westerse volksverhalen als Vrouw Holle en Assepoester. 
Op een enkel liedje na en wat schrappen en schaven en polijsten ben ik klaar met het script en denk ik erover na om ook van dit verhaal een prentenboek te maken.
Om erachter te komen of dit plan levensvatbaar is heb ik een wankel beginnetje geschreven:
Masja kende het woord einde, maar wat het precies betekende daar kwam ze pas achter op die droeve dag in de herfst, een jaar geleden alweer, aan het bed van haar moeder. Ze huilde niet. Om een mislukte tekening huilde je, om een verjaardag die voorbij is, om een gat in je knie, maar voor een dode moeder schieten tranen tekort.
Het leek alsof met het wegtrekken van de kleur uit haar moeders gezicht, alle kleur uit de wereld verdween. Dansen deed Masja niet meer en ze kon zich niet meer voorstellen dat het haar grootste wens was ooit met een echte prins te trouwen. Ze wilde haar moeder terug.
‘Ik ben dood, Masja,’ zei haar moeder. ‘Zorg voor papa, hij heeft je nodig.'

Tot zover het wankele beginnetje, ik weet nog niet of ik doorwankel.