Kinderboekenweek 2012: Hengelooooooo

oktober 2012
Ik zit in de trein op weg naar de stad met de meeste klinkers: Hengelooooooooooo. De ‘beste bibliotheek van Nederland’ heeft mij uitgenodigd om te komen voorlezen. Anke Kranendonk is er ook.
Komt het  omdat de trein wegens ‘werkzaamheden aan het spoor’ omgeleid wordt via Zwolle en ook nog eens op het traject Zwolle-Deventer extra vertraging oploopt, ‘met excuses voor het ongemak’ dat ik er vandaag een hard hoofd in heb?
‘Het wordt niks vandaag,’ noteer ik in mijn opschrijfboekje:‘Ik ben bang  dat ik straks zit voor te lezen  in een lawaaierige ruimte voor hooguit vijf kinderen, waarvan het jongste kind net 2 is (hoogbegaafd volgens de ouders) en het oudste een leesverslaafd meisje van 16.’
Dagdromen zijn bedrog, nachtmerries niet. Ik kom na drie uur treinen aan in de bibliotheek.
Nee, dank u, ik hoef geen koffie, laat ik maar meteen beginnen, ik ben al aan de late kant.
Op de beneden verdieping wordt djembé gespeeld, Oriëntaals gedanst en Afrikaans gehaarvlecht en de bibliotheekmedewerksters zijn  gekleed in klederdrachten van all over the world. Het thema van de Kinderboekenweek is Hallo Wereld, zoveel is duidelijk.
Ik spoed me naar de tweede verdieping, daar is mij een voorleesplek toebedeeld. Een etage lager leest Anke voor, zonder microfoon is het geen doen zegt ze, met al dat lawaai van beneden. Er wordt haar geluidsversterking toegezegd. Ik moet het zonder doen, maar dat is geen punt: er is nog geen kind. Ja, er zijn wel kinderen maar die komen niet voor mij, maar voor alle bliepende en bloepende multi-media apparaten waarop spelletjes gespeeld kan worden en filmpjes bekeken. Dit is een belevenisbibilotheek.
Ik neem plaats op de voorleesbank en wacht op de dingen die gaan gebeuren. De in Japanse kimono gestoken jeugdbibliothecaresse die mij door de middag zal loodsen, brengt mij  een flesje Chaudfontaine (ook geschikt om babypoeder mee aan te lengen) en gaat vervolgens op jacht naar kinderen die naar een echte schrijver willen luisteren. Alles bij elkaar zal ik die middag voor nog geen tien kinderen, in twee groepjes, voorlezen en vertellen. Om half vijf zit ik weer in de trein terug naar Utrecht. De omleiding is inmiddels opgeheven.
Ben ik dan helemaal voor niets naar Hengelo geweest? Niet helemaal, want bij die tien kinderen waren de broertjes Mathis en Samuel  en zij kropen bijna bij mij op schoot toen ik voorlas uit Bij ons in de straat. Ik laat ze de zwerver Af en Toe zien en het vervallen huis waar hij af en toe (vandaar zijn naam) bivakkeert.
‘Hij spaart lege flessen,’ zeg ik. ‘Zie je dat? Wat zou er in  hebben gezeten?’
‘Een geest!’ zegt Samuel.
‘Een schatkaart!,’ zegt Matthis en daar fantaseren ze samen nog even op door: De zwerver vindt  de schat en dan is hij heel erg rijk en dan kan hij een eigen huis kopen. Eind goed, al goed.