oktober 2012
Kinderboekenweek 2012 heeft voor mij precies lang genoeg geduurd. Terug van mijn laatste voorleesbeurt in Oegstgeest, Jenaplan De Kring, kreeg ik al last van mijn keel en toen ik vanmorgen
opstond zat be deus verstopt en klonk mijn stem zoals hij moet hebben geklonken toen ik als aankomend puber de baard in de keel kreeg: nu eens brommend, dan weer overslaand in een hels gepiep.
Komt dat even goed uit dat ik zondag niet naar Den Haag hoeft, niet naar de Kinderboekenparade in het Letterkundig Museum en niet naar de Kinderboekenmarkt in het IJspaleis, het atrium van het
stadhuis aan het Spui. Hoewel ik op beide plekken graag had opgetreden en gesigneerd.
Jarenlang werd in Den Haag door alle schor gelezen schrijvers en sufgetekende illustratoren en hun uitgevers het eind gevierd van de Tiendaagse Veldtocht door Nederland. A nous la
victoire!
De locatie wisselde in de loop der jaren, van Den Haag Centraal, naar de Spuikerk, naar het stadhuis. Vorig jaar sloegen het Kinderboekenmuseum en de Stichting Kinderboekenmarkt de handen
ineen. En dat was nodig, de Haagse kinderboekenmarkt dreigde een langzame dood te sterven, uitgevers en schrijvers bleven weg en daarmee ook de bezoekers. Het Kinderboekenmuseum stelde zijn
deuren open en er kwamen duizenden kinderen op af. Het bleek desondanks een slecht huwelijk, en nu zijn er twee afzonderlijk georganiseerde kinderboekenfeesten. Wat het verschil is?
Een collega-schrijver twitterde onlangs: Zondag veel kinderboekenschrijvers in Den Haag. De gevestigde orde vind je vooral in het kinderboekenmuseum, de nieuwe garde op de
kinderboekenmarkt.
Of hij daarmee gelijk heeft weet ik niet, het aantal optredende schrijvers in het Kinderboekenmuseum beperkt zich niet uitsluiten tot de gevestigde namen, de optredende schrijvers en
illustratoren variëren van aankomend tot arrivé. Op het feest in het stadhuis komen zo op het oog meer schrijvers, met inderdaad (en om die reden?) relatief meer maar niet uitsluitend onbekende
schrijvers.
Wat het verschil ook mag zijn, ik zie in beide programma’s gelukkig ook één overeenkomst: Het ontbreken van een niet nader te noemen muis. En dat is pure winst, al zullen de kinderen
dat niet met me eens zijn, maar die hebben nog geen smaak.