Nietsdoen is het hoogste

juli 2012
Nietsdoen klinkt gemakkelijker dan het is,’ schrijft Remco Campert in de zaterdagbijlage van de Volkskrant van 30 juni: ‘Een enkele keer weet ik dicht in de buurt te komen van de staat van daad- en gedachtenloosheid. Ik zitlig in mijn ‘gemakkelijke’ stoel en staar naar het plafond, waarop niets gebeurt.’
Campert houdt dat maar even vol, hij ontwaart een barst in het pleisterwerk, voegt er een paar lijnen aan toe en denkt algauw aan een tekening van Armando, waarna hij aan de schilder denkt, aan Duitsland, Kiefer en de schilderkunst in het algemeen.

Nietsdoen is het hoogste, vindt ook de luiaard in mijn boek De wonderlijke wereldreis van Zebedeus de Beer (Ploegsma, 1993).
Op zijn zoektocht naar het einde van de wereld komt Zebedeus hem tegen, hangend uit het raam van zijn boomhut. Ze raken aan de praat, zeer tegen de zin van de luiaard, hij zit net lekker niets te doen, en nietsdoen is het einde.
Nietsdoen kan toch iedereen, vindt Zebedeus.
‘Probeer het maar eens,’ zei de luiaard. ‘Dan zult u merken hoe moeilijk het nog is.’
En Zebedeus waagt een poging. Hij gaat erbij liggen, met zijn ogen dicht.
‘Hij legde zijn rugzak onder zijn  kop als hoofdkussen en begon met nietsdoen. Dat ging lekker. Het zonnetje scheen en Zebedeus had het best naar zijn zin. Dat ging hij vaker doen. Nietsdoen was bijna net zo fijn als mijmeren.’
Zebedeus vraagt zich af algauw of je er misschien iets bij mag eten en drinken, of telt het dan niet? Hij neemt een glaasje wijn, valt in slaap en droomt een verhaal zo oud als de wind:
‘Over een rivier die tegen een berg omhoog probeert te stromen, omdat ze zo graag de andere kant wil zien. Keer op keer neemt de rivier een aanloop. Maar wat zij ook probeert, zij slaagt er niet in over de berg te komen. Na de zoveelste mislukte poging  geeft de rivier het op. Uitgeput gaat zij achterover liggen in de zon. En zie: de rivier verdampt tot een wolk. De wind blaast de wolk over de berg waar zij in miljoenen druppeltjes naar beneden valt en weer een rivier vormt. Aan de andere kant van de berg. Nietsdoen is het hoogste, mompelde Zebedeus in zijn slaap.'

Ik kan nog een hoop leren van mijn hoofdpersoon. Door een ongelukkige val op mijn rechterschouder, loop ik met mijn arm in een sling en kan ik maar met de grootste moeite iets doen. Iets doen, is evenals bij Campert  in mijn geval niet schrijven. Geef je eraan over, zou je zeggen, doe niets.  Maar zul je altijd zien, ik kan hele dagen niet schrijven, net zo  makkelijk, maar nu het me fysiek onmogelijk wordt gemaakt, wil ik schrijven, alleen maar schrijven. Desnoods een stukje als dit, met één vinger. Kan me niet schelen hoe lang ik erover doe. Stom hoor, ik had in diezelfde tijd ook niets kunnen doen.
Maar ja, dat is alleen weggelegd voor de luiaard en de boekenbeer.