Vaderdag

juni 2012
Ik herinner me nog maar één vaderdagcadeautje dat ik heb gegeven, een auberginekleurige asbak waarop hij zijn doordeweekse shaggie of zijn zondagse sigaar kon aftippen. Precies één rijksdaalder kostte de asbak, zo'n beetje de hele inhoud van mijn spaarpot. Maar ik wilde hem per se voor mijn vader kopen, het was namelijk een heel moderne asbak, zo een waarop je met een druk op de knop de afgetipte as afvoerde in een reservoir onderin de asbak.
Mijn vader is dood, al heel lang. 'Hij komt al weer bijna terug,' zou mijn moeder zeggen als ze nog leefde.
Lang geleden schreef ik Mijn vader, het kreeg een plekje op de eerste LP van Klein Orkest Het leed versierd. Leon Smit zette het op muziek en Harrie Jekkers zong het, namens mij: 

Mijn vader

Op deze foto is hij zeven jaar
Het gezicht zat er al in
vooral die ogen.
En waar staat hij op deze foto
Mijn vader
Is dat hem met dat alpinopetje op
Voor die veilingschuit?

We houden het leven gevangen
In een doos met foto's.

Kijk en hier staat hij te vissen
In het zwarte slootje achter ons huis
En naast hem dat is Wim.
En hier zit hij met Diana op schoot
En deze is genomen
Zo'n vijf, zes weken voor zijn dood.

We houden het leven gevangen
In een doos met foto's
De mooiste staat op de schoorsteen
Ingelijst.

In Verdriet is drie sokken staat een gedicht dat ik Liedje heb genoemd. Voor Klaas, staat erbij.
Klaas was mijn schoonvader, net als mijn eigen vader inmiddels ook overleden. Op een dag zei hij mij dat ik hem 'vader' mocht noemen in plaats van 'meneer Fienieg'. Het ontroerde me, maar ik heb hem nooit met vader aangesproken. Om mijn eigen vader niet te verraden?
Vlak voor zijn dood ging ik bij mijn schoonvader op bezoek. Tot Hollandsche Rading ging ik met de trein. Het laatste stuk heb ik gelopen, door het bos. Het leek me het juiste tempo om iemand op zijn sterfbed te bezoeken.
Vlak voor de plek waar het bos openbreekt in de hei ben ik op een omgevallen boom gaan zitten en schreef ik voor de man die ik vader mocht noemen een gedichtje.

Liedje

Het was lente,
hij werd wakker
en hij hoorde vinken slaan.
En het zingen van de vinken
zou voortaan als zijn liedje
met hem door het leven gaan.

Het werd zomer, herfst en winter
en hij voelde ik moet gaan,
maar hij wachtte
op de lente, op de vinken
die voor hem zijn liedje slaan.

Inmiddels ben ik zelf vader, al een kwarteeuw lang. 'Koos' noemt mijn zoon me, of 'vadersch'.
Een jaar of wat geleden trad ik op als dichter bij SSR-Nu, zijn studentenverening. Ik sloot mijn optreden af met het gedicht Wed, opgenomen in de bundel Poëtisch Utrecht, De Kleine Uil, 2004.

Wed

Hier scheiden onze wegen
Ga van mijn schouder af
Je komt me niet meer tegen
Ik ben klaar, en ouder af.

Hier is de sleutel jongen
De stad is nu van jou
Ik ben er uitgezongen
Ik hou het bij één vrouw.

Doe iedereen de groeten
In de kroegen op het Wed
Ik ga op kousenvoeten
Vanavond vroeg naar bed.

Aan jou de nacht, drink er een op mij
En zie niet om, ik ben er niet meer bij.