Het verhaal achter... aflevering 1: Mooi meegenomen

januari 2013
‘Gefeliciteerd met je eerste boek! Het ziet er prima uit.’ 
Het briefje, afkomstig van uitgeverij Ploegsma, is gedateerd 19 april 1983 en deze datum houd ik aan als het begin van mijn nu dertigjarige carrière als schrijver.
Mooi meegenomen (illustraties René Pullens) heet mijn debuut dat is ontstaan uit twee op zichzelf staande verhalen over dezelfde hoofdpersoon, verhalen die ik schreef ik voor Vrij Nederland, voor De Blauw Geruite Kiel, kweekvijver voor jong schrijftalent, onder eindredactie van kinderboekenschrijver Karel Eykman.
Ploegsma was na het lezen van mijn tweede verhaal De eend, (VN, De Blauw Geruite Kiel, 10 april 1982) bijzonder enthousiast. ‘Wilt u ons bellen om een afspraak te maken?’
De uitgever zag in de lotgevallen van Paul, zoals ik mijn hoofdpersoon had genoemd, naar een voetbalvriendje van vroeger, een mooi kinderboek. Zou ik dat niet willen schrijven?
Waar ik destijds woonde, een kamer in een voormalig kraakpand in het centrum van Utrecht, ging dat niet lukken en omdat het nog te schrijven boek sterk zou leunen op mijn jeugd in Loosduinen, trok ik een maandje in bij mijn moeder die nog altijd in het huis woonde waar ik was opgegroeid.
In amper drie weken tijd typte ik op mijn Hermes Baby mijn eerste boek bij elkaar: een verhaal over Paul en zijn zieke oma die aan het eind van het boek haar ogen sluit
Wind uit zee, moest het gaan heten, maar daar wilde de uitgever niet aan. Niet pakkend genoeg. Het werd Mooi meegenomen, naar een van de hoofdstukken uit het boek.

Mooi meegenomen is te beschouwen als mijn oerboek en Paul als mijn oerpersonage, een dromerige jongen, eerder een denker dan een doener. Ik zou hem daarna nog vaak oproepen, steeds onder een andere naam: als Leen, Keizer en Lucas. En zelfs in Zebedeus en Vark, respectievelijk een beer en een big, echoot Paul na.
De dood steekt meteen in mijn eerste boek al zijn kop om de hoek. Hij zou nog vaak langskomen, in de boeken over Keizer bijvoorbeeld, in Lucas in de sneeuw, in De winter van Opa Vlok en in De vuurtoren.
De latere Ballade van de Dood is in verhaalvorm terug te vinden in mijn debuut.Het is het antwoord van oma op de vraag van haar kleinzoon waarom mensen doodgaan. Het verhaal, waarin de Dood wordt voorgesteld als een uiteindelijk prettig alternatief voor het eeuwige leven, verscheen als voorpublicatie in de Humanist van maart 1983  en leverde meteen een boze ingezonden brief op: 'De dood bestaat en moet bestreden worden, en om te beginnen moet men niet kinderzieltjes indoctrineren met een onontkoombare dood en deze vervolgens trachten te rechtvaardigen met een hausse aan drogredenen.’

In de pers werd ik meermalen ‘jong en veel belovend’ genoemd en de bibliotheekrecensie waarin stond dat mijn schrijfstijl  deed denken aan die van Guus Kuijer, leverde een bestelling op van 1272 exemplaren. Kom daar nu nog eens om.
Najaar 1986 verscheen bij Annette Betz Verlag in Wenen de Duitse versie van het boek: Die Glücksmuschel, vertaald door Mirjam Pressler, met illustraties van Monika Laimgruber. En in 1990 verscheen bij Ploegsma een goedkope herdruk van mijn debuut, met een nieuw omslag.
De totale oplage Mooi meegenomen bedraagt ruim 8000 exemplaren.

Mooi meegenomen, Ploegsma 1983.
Dit is de eerste aflevering in de serie Het verhaal achter… Volgende aflevering: Tejo, of de lotgevallen van een geëmancipeerde man