Het verhaal achter... aflevering 28: Keizer

september 2013
Alle goede dingen komen in drieën, zo ook de boeken over Keizer, hoewel het weinig had gescheeld of Keizer III (Keizer en de schelpenzanger) was er nooit geweest...

 ‘Zeg Arie, heb ik jou weleens verteld dat…’
‘Nog nooit,’ zegt Arie nog voor zijn vader de kans krijgt te zeggen wat hij nog nooit heeft verteld, want als zijn vader dat zegt, weet Arie: er komt een schitterend verhaal aan, een verhaal dat je niet hoeft te geloven, maar dat heerlijk is om naar te luisteren.'

Zo begon ik aan wat mijn trilogie over Keizer zou worden. De zinnen hebben het boek niet gehaald, maar waren noodzakelijk om het verhaal over Keizer, zijn verhalenvader en zijn verdronken moeder op gang te krijgen.
Keizer, die eigenlijk Arie heet, zijn bijnaam dankt hij aan de keizersnee waarmee hij ter wereld is gekomen, is een onmiskenbaar broertje van Paul, de hoofdpersoon van Mooi Meegenomen, mijn debuut uit 1983.
Met een beetje overdrijving zou je kunnen zeggen dat ik met Keizer en de verhalenvader, het eerste boek over Kieze mijn debuutboek nog eens dunnetjes heb overgedaan.
Beide boeken spelen zich af aan de kust. Woont Paul in het huis waarin ik ben opgegroeid, in de Evertsenstraat in Loosduinen, en Keizer bewoont het huis waar ik als kind graag had willen wonen, het boswachtershuis in Ockenburgh.
Voor het gemak heb ik het park wel een kwartslag gedraaid, zodat het Keizer nog dichter bij de duinen woont, waar hij uitkijkt over zee in de hoop een glimp van zijn moeder op te vangen, een zeemeermin met heimwee naar de golven, althans volgens de verhalen van zijn vader.
Meteen nadat ik het laatste hoofdstuk van Keizer en de verhalenvader had geschreven, besloot ik nog een boek over hem te schrijven. Keizer lag me zo na aan mijn hart, ik kon nog geen definitief afscheid van hem nemen.
Dat deed ik pas in deel drie: Keizer en de schelpenzanger, waarin Keizer niet langer bij zijn bijnaam genoemd wil worden:

Hij zuigt zijn longen vol lucht en zegt: ‘Dag Keizer!’ Hij wacht even. ‘Arie!’ roept hij tegen de wind en de zee. ‘Ik heet Arie!’
Hij roept het niet, hij zingt het. Hij zingt zichzelf tot leven.

Keizer en de verhalenvader (Leopold 2002) krijgt mooie recensies en wordt bekroond met een Vlag & wimpel van de Griffeljury en dus niet van de penseeljury, zoals de uitgever aanvankelijk dacht.
Ik had de boodschap aangenomen en heb meteen Annette gebeld die op dat moment aan het ziekbed van haar vader zat. Een uur later moest ik haar teleurstellen, de bekroning gold toch niet haar illustraties, maar mijn verhaal. In mijn werkboek noteerde ik op maandag 2 juni 2003:

‘Kut voor Annette. En heel erg blij ben ik ook niet. Beschouw het als een aanmoedigingsprijs. Niet echt nodig na 20 jaar KB-schrijven.’

De lol was er vanaf, ook al omdat de uitgever haar vergissing doodleuk afdeed met de opmerking: 'Ach, wat maakt het uit, de prijs komt toch in hetzelfde huis terecht.'
Ik ben in oktober dan ook niet naar de prijsuitreiking geweest.
Net als Keizer en de verhalenvader werd ook deel 2, Keizer en de knikkervis (Leopold 2004), goed besproken:

Een boeiend en poëtisch relaas (BN/De Stem 23 april 2004), Opnieuw zet Meinderts zijn hoofdpersoon vertederend neer (…) Fienieg en Meinderts: een gouden duo (Trouw 30 april 2004) Werther Nieland voor kinderen (Utrechts Nieuwsblad, 24 juli 2004).
Prachtige recensies, maar de mooiste bespreking kreeg ik in een e-mail van vriend en collega Sjoerd Kuyper:

Man, wat heb je me een plezier gedaan met je Keizer en de knikkervis! Om louter praktische redenen, dat snap je. Want je weet, tijdens die lezingen van ons stellen die koleertige kinderen altijd van die lastige vragen waarop ik het antwoord niet weet, zoals: (…) hebt u wel eens dat u een boek leest en dat u denkt: dit had ik ook willen schrijven? Ik wist daar nooit goed antwoord op (…) maar nu heb jij me dan de enige eerlijke oprechte en juiste antwoorden aangereikt. ‘(…) Ik ben jaloers op Koos Meinderts en jongens, wat had ik graag het boek Keizer en de knikkervis geschreven.

Alleen voor Sjoerd al was ik verplicht het derde en laatste boek over Keizer te schrijven. De uitgever verheugde zich erop en plande Keizer en de schelpenzanger in voor de voorjaarsaanbieding van 2005. Maar toen werd ze teruggefloten door de directie.
De verkoopcijfers van Keizer en de knikkervis vielen tegen. Kon ik niet een ander boek schrijven, of beter nog, kon ik van Keizer geen meisje maken?
Pardon?
Of je van Keizer een meisje kunt maken. Meisjes zijn de grootste lezers, werd me in alle ernst gezegd.
Ik had toen meteen heel hard weg moeten rennen, maar ik besloot de strijd aan te gaan en heb de directie een brief geschreven waarin ik een vlammend betoog heb gehouden voor Keizer en de schelpenzanger.
Met succes, de directie gaf groen licht, ik kon de Keizertrilogie voltooien.

Een jaar later barstte alsnog de bom. Annette en ik stelden voor een kerstprentenboek te maken over Zebedeus de Beer, de uitgever vond het een mooi idee, er werden zelfs afspraken gemaakt voor het inleveren van het omslag voor de aanbiedingsfolder, waarna net als bij Keizer 3, de  directie een commerciële spaak in het wiel stak.
Ik weigerde opnieuw ons boek te verdedigen, een boek verdedigt zichzelf, als het goed is. Ik schreef een afscheidsbrief aan de directie van Leopold.  Een citaat:

Ik heb destijds (…) gekozen voor Leopold omdat het fonds mij aansprak, een fonds voor het betere kinderboek: literair en toch kindervriendelijk (…) Helaas is daar verandering in gekomen en wordt het boek steeds minder als cultuurgoed en steeds meer als product dat in de markt moet worden gezet. (…) Ik weet dat de wereld veranderd is en dat je daar adequaat op moet reageren, maar dat is iets heel anders dan opportunistisch meemeanderen met de tijdgeest en je idealen in de uitverkoop gooien.

Ik zocht en vond bij Lemniscaat nieuw onderdak, na een korte vrijage met Nieuw-Amsterdam. Nieuw-Amsterdam wilde mij heel graag hebben, ik wilde ook, maar toen bleek dat ze alleen geïnteresseerd waren in nieuw werk en niet in mijn backlist, besloot ik mijn koers te verleggen van Amsterdam naar Rotterdam, de stad waar Lemniscaat zetelt.
Lemniscaat beloofde bij gelegenheid ook mijn eerder geschreven boeken een tweede kans te geven en loste deze belofte in toen ik mijn 25-jarig schrijversjubileum vierde. Alle drie de afzonderlijke Keizerverhalen werden gebundeld in een kloek boek onder de minstens zo kloeke titel Keizer. En al vallen de verkoopcijfers tegen, ik was en ben er erg blij mee. Keizer is niet dood, Keizer leeft!

Keizer, Lemniscaat 2008

Dit was aflevering 28  van Het verhaal achter…
Volgende aflevering: De vuurtoren