Kinderboekenweek 2013: Groep acht

oktober 2013
Ik heb boeken voor alle leeftijden en kan dus in principe de groepen 1 tot en met 8 bezoeken. Voorlezen aan kinderen in groep 1 en 2 doe ik bijna nooit, mijn ervaring is dat je voor hen een meneer bent, een soort leuke oom,  die zo aardig is om in de kring een boek voor te lezen, erover te vertellen en de plaatjes te laten zien. Dat je ook de schrijver van het boek bent, daar kunnen ze zich geen enkele voorstelling van maken. Hoeft ook niet, net zo min als het nodig is dat de schrijver voor de kleintjes zelf zijn boek voorleest. Dat kan de juf (of de zeldzame meester) net zo goed, zo niet beter.
Mijn favoriete groepen om over mijn werk te vertellen zijn de groepen 4 en 5, misschien ook omdat de hoofdpersonen van mijn realistische kinderboeken veelal de leeftijd hebben van kinderen uit de middenbouw, zo’n jaar of acht.
Kinderen van die leeftijd durven zich over het algemeen nog helemaal te geven, zijn bereid om in je fantasieën mee te gaan, zonder alles meteen stom te vinden, een enkel poëzieloos exemplaar daargelaten.
Groepen achters lees ik ook zelden voor. Bij kinderen van elf jaar heeft de schaamte vaak al toegeslagen, ze houden elkaar goed in de gaten en willen ten koste van bijna alles niet uit de toon vallen. Het is vaak een heel gevecht om een groep 8 mee te krijgen voor je verhalen.
Vandaag is alles anders, ik ben op bezoek op OBS De Klimophoeve in Bleiswijk, een kassengebied in de buurt van Zoetermeer. Collega schrijfster Mieke van Hooft doet de onderbouw, ik de bovenbouw en dus ook groep 8. Het is de laatste groep die ochtend en is meteen het fijnste bezoek. Ik vertel van mijn mislukte voetbalcarrière, lees een drietal voetbalgedichten voor en kom dan te praten over mijn prentenboeken. Niet die voor de kleintjes, maar die voor oudere kinderen: De vuurtoren, Ballade van de Dood en De man in de wolken. De klas mag kiezen welk boek ik ga voorlezen.
Het wordt De Vuurtoren. De reden is heel simpel. In de klas staat een miniatuurversie van de vuurtoren van Texel, het Waddeneilanden waar de klas aanstaande maandag naar op werkweek gaat.
Ik begin te lezen en naarmate het verhaal vordert wordt het mooi stil in de klas. Ik zie de kinderen een voor een zich verliezen in het verhaal over een oma die haar kleinzoon opvoedt tot op een dag, als oma de weg kwijtraakt,  de rollen zijn omgekeerd en Jonas oma bij de hand neemt.
Ik vertel ze van het filmpje dat Thijs Borsten van het verhaal heeft gemaakt en op YouTube heeft gezet. De tijd is beperkt, maar er is nog gelegenheid voor het stellen vragen. En dat is weer het voordeel van een bezoek aan een groep 8. De vragen gaan ergens over en geven mij volop de gelegenheid over mijn vak te vertellen: schrijven.
Ik vertel hen dat een verhaal verzinnen maar het halve werk is, en dat niet eens, dat het bij schrijven gaat om hoe je het verhaal vertelt, welke woorden en zinnen een schrijver gebruikt  om zijn verhaal te vertellen.
‘Neem nou De Vuurtoren,  een verhaal van niks, dat in een paar zinnen is te vertellen.  Ik heb geprobeerd om het verhaal een mooi ritme te geven, met zinnen die terugkeren, als het refrein van het lied.’
De kinderen van OBS De Klimophoeve konden geen betere ambassadeurs zijn voor groep 8. Mocht Schrijvers School en Samenleving, de organisatie die het contact tussen de schrijvers en de school regelt, mij binnenkort opnieuw vragen voor te lezen voor een groep achters, dan heb je dik kans dat ik zonder aarzelen ja zal zeggen.
Het laatste beetje twijfel aan hun betrokkenheid wordt weggenomen als twee jongens van groep 8 na afloop bij me langskomen op de boekenmarkt in de hal van de school. Of het goed is als ze bij de weeksluiting een gedicht van mij mogen voordragen. Mission completed.