november 2013
Het ergste wat er met een verhaal kan gebeuren is dat het vergeten raakt. Dat dacht ik na afloop van de laatste voorstelling van De Winterkoningin van Hofplein Rotterdam. In de trein
terug naar huis nam ik me dan ook voor van het verhaal een boek te maken. Dat is weer eens wat anders dan een boek bewerken tot musical zoals ik met De club van lelijke kinderen en
De snoepwinkel van Zevensloten had gedaan.
Aanvankelijk stond mij een dik boek voor ogen, een heerlijk winterverhaal om in te verdwijnen, maar begon er niet meteen aan. Ik was druk met het schrijven aan De verjaardag van
Lodewijk de Enige, de jubileumvoorstelling van Hofplein Rotterdam. Half september leverde ik de tekst in van het laatste liedje, maar ook toen kon ik nog geen tijd vrijmaken. De
Kinderboekenweek kwam eraan en er fietste een leuke vertaalklus tussendoor.
In november was mijn bureau leeg en begon ik het script van De Winterkoningin om te schrijven tot boek. Half december had ik veertig kantjes geschreven en hield ik ermee op. Het
was wel aardig, maar het wilde maar geen Koosboek worden, wat dat ook mogen zijn. Om een indruk te geven, hieronder het hoofdstuk over Limp, de jongen die het sneeuwmeisje, ontsnapt aan de
sneeuwgeest, naar haar moeder terug zou brengen:
Ganzen! Limp heeft ganzen gehoord. Hij werpt de deken van zich af en klimt zo snel als zijn manke been het toelaat de ladder op. Hij opent het stalraam, klautert naar buiten en gaat op het
dak staan, het hoofd in de nek.
Ja hoor, daar gaan ze, de ganzen, naar het zuiden, in langgerekte V’s.
‘Dag jongens!’ roept Limp. ‘Goeie reis, hoor en neem wat zon voor me mee!’
Als de laatste ganzen zijn overgevlogen, spreidt Limp zijn armen.
‘Til me op wind,’ roept hij. ‘Til me op en neem me mee naar het zuiden.’
Hij spreidt zijn slaaphemd tot vleugels en begint op en neer te springen.
‘Er komt een dag, dan kom ik los van de grond. Zeker weten. En dan vlieg ik ervandoor! Wegwezen! Weg! Met de ganzen mee naar het zuiden. Met de V van vertrekken, van vluchten, van ver weg en
nooit meer terug. Enkele reis naar de zon en naar de zee. Heerlijk lijkt me dat, een huisje op het strand, een houten huisje, gebouwd van planken die op het strand zijn komen aanrollen, een
geschenk van de golven. Dank u, dank u! En daar zit ik dan elke avond, op een bankje voor mijn zeehuis te genieten van het uitzicht. Heerlijk, heerlijk.’
‘Vliegen, zonder vleugels?’
Limp laat meteen zijn handen langs zijn lichaam vallen.Naast hem op het dak zit een gans. Wat doet die hier nog?
‘Moet jij niet mee?’ vraagt hij.
‘Mee, met wie?’
Limp wijst omhoog.
‘Met je collega’s, je medeganzen. Gak, gak naar het zuiden, naar de zon.’
‘Ik ben te oud. Ik zou de anderen alleen maar tot last zijn. Ik blijf hier.’
‘Hier in dit stinkdorp? Je weet niet wat je zegt. Ik zou er alles voor geven om hier weg te kunnen. Weg! Weg!’
‘Wat let je?’
‘Ik kan niet vliegen.’
‘Je hebt toch benen!’
Limp slaat met zijn vlakke hand op de zijkant van zijn manke been.
‘Daar kom ik niet ver mee, ben ik bang. Ik ben mank, vandaar mijn naam.’
‘En die is?’
‘Limp.’
‘Zilver,’ zegt de gans. ‘Ik ben Zilver. Aangenaam kennis te maken. Limp, zei je?’
‘Eigenlijk heet ik Anders.’‘Hoe anders?’
‘Gewoon, Anders.’
‘Zo gewoon vind ik dat anders niet.’
‘Anders is een náám, uit het Noorden.’
‘Kom je uit het Noorden?’
Limp haalt zijn schouders op.
‘Je ouders dan?’
‘Ik heb geen ouders.’
‘Maar waar woon je dan?’
‘Overal en nergens. Hier en daar. Nu slaap ik hier, in de stal bij Melchior, de ezel. Geen echt vriendelijk dier, trouwens. Beetje chagrijnig. Het is af en toe net een mens. Ik ga trouwens
naar binnen, ik begin het koud te krijgen.’
Limp klimt door het dakraam de ladder op en laat zich handig naar beneden glijden. Hij loopt naar zijn slaapplaats in het hooi en slaat de deken om zich heen. Hij rilt.
‘Je hebt het echt koud,’ zegt Zilver die op de bovenste sport op de ladder is gaan zitten, vlakbij het raam.
‘En het is nog niet eens echt winter,’ zegt Limp.
Zilver kijkt om zich heen.
‘Hier woon jij dus,’ zegt hij.
‘Gratis en voor niks.’
‘Mazzelkont!’
‘Ik werk me anders uit de naad om hier te mogen slapen.’
‘Wat voor werk doe je dan?’
‘De rotklusjes, al die dingen waar de mensen zelf te belazerd voor zijn.’
‘Je lijkt me niet echt een mensenvriend.’
‘Ratten zijn het.’
‘Toe maar!’
‘Geef mij maar koeien. Koeien zijn vriendelijk en aardig, en warm zijn ze ook. Kachels op poten, zo noem ik ze. En warmte kan ik wel gebruiken. Zeker nu de winter eraan komt. Het wordt een
strenge winter, ik voel het aan mijn manke poot.’
‘En ganzen?’ vroeg Zilver. ‘Hou je ook van ganzen?’
‘Gebraden op een zilveren schaal, met een teentje knoflook.’
‘Ik geloof dat ik er maar weer eens vandoor ga.’
‘Geintje Zilver. Ik eet geen vlees. Zilver, heet je toch? Ik ben jaloers op ganzen, ganzen kunnen vliegen. Weg, weg, vluchten voor de kou.’
In mijn logboek noteerde ik op 15 december: Poging gedaan er een vertelling van te maken. Een prentenboektekst als De Vuurtoren en De man in de wolken. Werkt niet. Toch maar doorgaan op de
oude weg? Of boek laten zitten??
Dat laatste was geen optie. Eind januari 2011 probeerde ik het verhaal nieuw leven in te blazen, als prentenboek, nu verteld vanuit het sneeuwmeisje, de
dochter van de winterkoningin.
Maandag 7 februari las ik het verhaal voor aan Annette die het op een enkel woord na mooi vond en het graag wilde illustreren.
De uitgever was niet meteen om. Mooi geschreven, was het commentaar, in mooie Koostaal, maar wat wilde ik met het verhaal zeggen?
Het is het niet mijn gewoonte om mijn verhalen uit te leggen. Als het goed is, doet het verhaal dat zelf wel. Ik raadde de uitgever aan het verhaal nog eens te lezen en misschien zou het helpen
als het gelezen werd als een ode aan de verbeelding en de vriendschap.
Het hielp. Annette kon gaan tekenen en een jaar later op 29 februari 2012 werd Het sneeuwmeisje gepresenteerd bij Hofplein Rotterdam, in theater 222.Een groot gedeelte van de cast van De
winterkoningin was aanwezig en vrolijkte de presentatie op met liedjes uit de musical, waaronder het liedje dat in verkorte vorm ook in het boek is terechtgekomen:
Meisje, mijn meisje, wees maar niet bang.
Ik ben bij je, dicht bij je, wang tegen wang
Ik beloof je, geloof me, alles, echt alles
komt altijd weer helemaal goed.
Milou Bonke en Roos Drenth, die respectievelijk het sneeuwmeisje en de winterkoningin speelden, kregen het eerste exemplaar aangeboden, waarna de presentatie werd afgesloten met een filmpje van
Thijs Borsten, een filmpje dat op YouTube staat en inmiddels ruim 5000 keer is bekeken. Jammer dat de verkoop daarbij flink achterloopt. Het eerste jaar werden er slechts 1300 exemplaren van
Het sneeuwmeisje verkocht. Nu ja, het wordt elk jaar winter zal ik maar denken.
Het boek kreeg niet veel recensies, maar ze waren zonder uitzondering lovend. De mooiste recensie was van Rita Ghesquiere in Kerknet:
‘Het sneeuwmeisje is een hartverwarmend sprookje dat heel veel verschillende thema’s aanreikt: de unieke levengevende relatie tussen moeder en kind, de kracht van onbaatzuchtige
liefde en vriendschap, maar ook verlatingsangst, geweld en dood. Kris kras doorheen het verhaal stuitert ook de vraag wie ben ik?’
Over de illustraties schreef Ghesquiere:
‘De schitterende tekeningen van Annette Fienieg geven de sprookjeswereld vorm. Blauw, geel en zachtroze drukken de blijdschap uit wanneer de winterkoningin haar dochtertje in de armen sluit.
Fienieg geeft de heroïsche tocht vorm in onvergetelijke scenes zoals de sneeuwstorm en de vlucht van Limp en Engel boven het verlaten landschap.’
Het sneeuwmeisje, Lemniscaat 2012
Dit was aflevering 35 van de serie Het verhaal achter…
Volgende aflevering: Bij ons in de straat