Vogelverschrikker

februari 2014
Een vriend gaf mij een boekje. Hij had het gekocht bij De Slegte Amsterdam, de jubileumuitgave van Ons-Lied, getiteld De Radiozanger, in 1938 uitgegeven door W.H. de Koning, bevattende ‘een groot aantal nieuwste Radio-Schlagers’. Prijs 60 cent.
‘Het leek me wel iets voor jou,’ zei hij.
Er staan lang vergeten liedjes met titels als Wij gaan als vagebondenZe zong zo mooi de tweede stem en Jij heb een hart van goud.
Een enkel liedje heeft het overleefd. Ik heb een huis met een tuintje gehuurd van Henry Theunisse bijvoorbeeld en Twee ogen zo blauw van Jack Bess.
Bij lang niet alle liedjes staan de makers vermeld zoals bij het ontroerende lied De Vogelverschrikker dat aldus begint:

Klein Jaapje was een leuke kleuter.
Een jongen uit de boerenstand;
En ied’ren dag mocht hij zijn vader
Bij d’arbeid helpen op het land.
Vooral de zaaitijd vond hij heerlijk,
Dan kwamen vogels allerlei.
En op den duur kwamen die beestjes
In lief vertrouwen dichterbij.
En in zijn kinderfantasie
Hoorde hij zacht deez’melodie:

Refrein:
Dag Jaapje, dag jongen wat ben je toch goed
Dat je ons zoo heerlijk met graankorrels voedt.
‘t Was lekker hoor ventje, wij aten ons zat
Nou gaan we weer vliegen, tot morgen hoor schat.

Jaapje wordt ziek en ziet vanachter het venster de vogels vergeefs op hem wachten. Ze zullen hem nooit meer in levende lijve terug zien, Jaapje sterft. Zijn muts en zijn buis worden gebruikt om van een houten kruis -een verwijzing naar Christus?- een vogelverschrikker te maken. Schrikken doen de vogels niet, blij komen ze aangevlogen:

En het was als floten zij zoo teer
een lieflijk liedje bij zijn terugkomst
Dag brave vent, ben je daar weer?
Ze zaten heel zingend, heel vertrouwd
op die twee armen van ruw hout.

 Volgt het refrein, maar dan net even anders:
Dag Jaapje, dag jongen wat ben je toch goed
Dat je ons zoo heerlijk met graankorrels voedt.
Toen kwam Jaapjes’ moeder en heeft met een traan
Die buis en die muts  van dat kruishout gedaan.

Ik zie Jaapjes moeder zitten, diepbedroefd om haar dode zoontje, met de muts en de buis op haar schoot, als een variant op Michelangelo’s piëta, en hoor er de stem van De Zangeres Zonder Naam bij. Prachtig.