11 mei 2014
Een lach, een traan, een korrel zout, zo heet mijn eerste dichtbundel. Oplage 2 exemplaren. Een voor mezelf en een voor M., inmiddels een verre prinses.
Eén van de gedichten, getiteld Toto nr.37, is een ready-made en bestaat uit dertien kruisjes onder elkaar. Bij de voorbereiding voor mijn optreden op het 40-jarig schrijversjubileum van
Sjoerd Kuyper in de Ruïnekerk in Bergen besloot ik dit gedicht op te nemen in mijn voordracht, voorafgegaan door een vermanend woord aan het adres van de jubilaris:
‘Wat flik je me nou, Sjoerd, dat boek van je, Hotel de Grote L., mooi boek hoor, maar die naam van de hoofdpersoon: Kos. Kom op Sjoerd, ben jij nou een vriend? Zit er maar één o op je laptop?
Was toch een kleine moeite geweest om van Kos Koos te maken. Had prima gepast, want je weet, net als Kos kan ook ik geweldig goed voetballen. Voor straf lees ik nu twee voetbalgedachten
voor.’
Waarna ik dus Toto nr. 37 zou gaan voorlezen. Vlak voor mijn optreden na Peter Bes en Samba Salad en voor Jacques Vriens en Frank Koenegracht, ging ik twijfelen. Is een ready-made van
dertien kruisjes niet te flauw voor woorden? Zou het niet dood neervallen? En hoe ga je dan verder?
Ik vroeg raad aan broer Aad. Hij was er die avond ook, als spreekstalmeester. Hij praatte met verve de diverse optredens aan elkaar.
‘Doen,’ zei Aad en dus las ik even later vanaf het spreekgestoelte: ‘Toto nummer 37. Een 1, een 2, een 2, een 2, een 3, een 1 enz.’ Het werkte, er werd eerst voorzichtig om gegniffeld en al
gauw om gelachen, waarna een bevrijdend applaus volgde.
De raad van broer Aad bleek weer eens een wijze raad.