april 2016
Waarin schrijver, dichter, journalist Wim Brands een einde aan zijn leven maakte en ik in de Volkskrant van donderdag 7 april een artikel las van Miek Smilde over de zelfgekozen dood van Brands
(en die van haar vriend Casper), waarin ze schrijft dat uit nagelaten bekentenissen blijkt dat het gevoel niet goed genoeg te zijn, een van de onderliggende patronen is. Aan het eind van het
artikel doet ze deze oproep:
Laten we elkaar niet zo de maat nemen. Laten we elkaar niet steeds langs de ladder van het maatschappelijk succes leggen. Zeg eens eerlijk tegen elkaar als het niet goed gaat. Omarm eens
iemand als hij geen target heeft gehaald, of anderszins heeft verloren. Laten we bij gebrek aan een troostende God deemoed institutionaliseren en opnieuw ruimte geven aan juist die dingen die we
maatschappelijk zo nodig hebben: verhalen, gedichten, muziek en wat mij betreft ook religie.
Zou het helpen? Ik weet het niet en de schrijfster van het stuk evenmin. Kwaad kan het niet, dat weet ik wel.
Waarin ik ja, nee, niet, uiteindelijk toch voor het associatieverdrag met Oekraïne stemde onder het motto: je moet cynisme niet met cynisme bestrijden.
Waarin ik veelvuldig in Loosduinen vertoefde, de plek waar ik ben opgegroeid. In mijn hoofd en op papier, tijdens het schrijven aan mijn nieuwe boek over Jaap, een jongen in de oorlog die ik
onderdak heb gegeven in mijn ouderlijk huis.
Later in de week was ik ook echt in Loosduinen en opende ik in het Loosduins Museum een tentoonstelling over de buurt waarin ik ben opgegroeid.
Op de terugweg naar huis werd ik overvallen door een droef voorbij, voorbij o en voorgoed voorbij gevoel, en speelde er een regel uit een liedje van Rob Chrispijn. door mijn hoofd, gezongen door
Herman van Veen door mijn hoofd:
Gek hoe alles op den duur in een verzameling ontaardt.