oktober 2016
Ik heb eigenlijk geen tijd voor de Kinderboekenweek, denk ik in de trein op weg naar Venray. Ik zit midden in de afrondende fase van Naar het noorden, mijn eerste boek bij Hoogland &
Van Klaveren. Het boek is weliswaar geschreven, maar er moeten nog wel puntjes op de i en streepjes door de t worden gezet. Het lijkt onbelangrijk, maar het verschil zit hem in het detail.
Basisschool De Hommel is de eerste school die ik bezoek, twee groepen 7 zitten klaar in de aula, een open ruimte met een hoop omgevingslawaai, van langslopende kinderen, overblijfmoeders en een
conciërge die in een kast achter mij een trap te voorschijn haalt en even later ook weer terugzet. Ik heb moeite me te concentreren, evenals de kinderen, die ook nog eens niet zijn voorbereid op
mijn bezoek. Ik verzoen me met de gedachte dat het vanaf nu alleen maar beter kan worden en dat klopt.
De tweede klas die ik bezoek is op basisschool De Bottel, in Lottum, een ontdek-je-plekje dorp in Noord-Limburg, waar om het jaar een groots rozenfestival wordt georganiseerd. Leesconsulent
Sandra stuurt haar auto onder de roosloze rozenboog aan het begin van het dorp en brengt me naar de school. Op het plein wordt mijn komst door een paar kinderen al opgemerkt. ‘Dag Koos
Meinderts!’
Wat voor soort boeken schrijf ik het liefst, wil een jongen weten aan het eind van een heerlijk bezoek.
Lach- en traan- en korrelzoutboeken, is mijn antwoord. Wat ik het afgelopen uur heb verteld en voorgelezen, leg ik uit. Ik heb onzinversjes uit Kak! zei de ezel voorgelezen en ik
heb ze de primeur gegund van de eerste hoofdstukken van Naar het noorden, een verhaal dat zich afspeelt in de Hongerwinter.
De Kameleon in Grubbenvorst is de derde en laatste school die ik vandaag bezoek. Groep 7, een levendig stel kinderen, wil niet dat ik ophoud met voorlezen uit Kak! zei de ezel.
‘Meer, meer, meer!’ scanderen ze en ze krijgen meer, maar niet alleen Kak! Ook hen lees ik voor uit Naar het noorden. Niet zo’n lang fragment als aan de klas in Lottum. Het is het eind
van de middag, de kinderen beginnen moe te worden. Ze moeten naar buiten.
’s Avonds krijg ik mijn zoon op bezoek, volgende week wordt hij dertig, maar hij wil nog steeds worden voorgelezen. Het staartje van Naar het noorden heeft hij nog te goed.
Ik lees, hij luistert en als ik na een uurtje de slotzin (‘Ik kom, zeg ik. ‘Ik kom.’) uitspreek en mijn laptop dichtklap, is het even stil. Dan zegt hij: Mooi.
De eerste recensie is binnen, nog voor verschijnen.