Kinderboekenweek 2017: En nu?

oktober 2017
Zondag ging ik nog één keer voor de Kinderboekenweek op pad en las ik voor op de NS-kinderboekenruil, eerst op Amsterdam-Centraal en daarna op Utrecht-Centraal. De NS zijn hoofdsponsor van de Kinderboekenweek. Vandaar. Toen ik in Amsterdam aankwam, vreesde ik het ergste: wat een chaos, moet ik hier voorlezen? 
Het viel mee. Ik kreeg een zendertje om, de kinderen –meest jonge kinderen, niet ouder dan 6 jaar-  kregen een koptelefoon op, waarna ik in een nagebouwde treincoupé mijn gedichten en liedjes in hun oor fluisterde. Van werkelijk contact met het publiek was geen sprake. 

Hoe anders was het op zaterdag in SpeelBoek in Amersfoort. Ik zat in de winkel aan een tafel achter mijn boeken, uitgestald op een blauw kleedje, vrolijk bedrukt met letters. En niet zomaar een kleedje, een kleedje, dat Dorothée en John, de eigenaars van SpeelBoek, hadden overgehouden aan een vorig leven, toen ze beiden werkzaam waren bij Ikea, en waar ze elkaar hebben leren kennen.
Telkens als er een schrijver wordt uitgenodigd, halen ze hun Ikea-kleedje tevoorschijn, dat ze nooit weg mogen doen, hooguit als schenking aan het Literatuurmuseum, want op dit kleedje signeerden jeugdliteraire reuzen Paul Biegel en Roald Dahl hun boeken.
En afgelopen zaterdag deed ík dat, ruim twee uur lang, ik signeerde ging op de foto en had fijne gesprekken met klanten van jong tot oud, mensen voor wie mijn boeken nieuw waren, maar ook veel die me al kenden van mijn verhalen van Keizer, mijn gedichten van Het regent zonlicht en mijn liedjes van Roltrap naar de maan. 

Voor ik naar Amersfoort afreisde was ik te gast bij radioprogramma de Taalstaat, waar Jan Beuving me vroeg of Naar het noorden ook een lied had kunnen zijn. Dat had gekund, antwoordde ik na enig nadenken. Ik had een lied in de traditie van Koos Speenhoff kunnen schrijven, zei ik. Een brief van Jaap aan zijn moeder, waarin hij verslag doet van zijn verblijf bij de Friese familie Schut, gevolgd door een antwoordbrief van Jaaps moeder. 
Wie weet komt het er ooit van, als ik gevraagd wordt Naar het noorden te bewerken voor theater of film, het zou zich daar goed voor lenen.

Vanmorgen sprak een buurman me aan op straat. Ik had het vast een stuk rustiger nu de Kinderboekenweek voorbij was. 
‘Wat nu?’ vroeg hij.
‘Schrijven!’ zei ik.
Ik kan niet anders.