Fiets Dit was de week -53

april 2020
Waarin ik op mijn dagelijkse rondje door de polder van de fiets stapte en in mijn opschrijfboekje noteerde: Vannacht zag ik in mijn droom zeven mooie meisjes in een lindeboom.
Fietsen is een gedicht omhoog trappen, dat heb ik niet van mezelf maar van de dichter Anton Korteweg (lees die man!), die tussen zijn woonplaats Leiden en Den Haag, waar hij directeur was van het Letterkundig Museum, menig poëzieregel omhoog heeft gepedaald.
Terug op de fiets werd de lindeboom, een appelboom en verdubbelde ik de meisjes tot veertien. Wat voor boom het uiteindelijk wordt straks aan mijn werktafel, en hoeveel meisjes er in zullen zitten, beslis ik dan, maar het begin is er. 

 

Soms lukt het ook proza omhoog te fietsen. Op hetzelfde rondje door de polder bedacht ik de openingszin van een prentenboek, en deze week nog schreef ik al fietsend een grafrede, de proloog voor de familieroman die ik al lang van plan was te schrijven, en waarmee ik nu aan de slag kan.
Werktitel: Leo, Jaap en Daan (en Maite).
Met dank aan mijn fiets.
Een blauwe Gazelle fuente.