april 2020
Waarin ik tussen de post een ansichtkaart van een vuurtoren aantrof, afzender de postbode. Vorige week kocht hij bij mij aan de deur mijn roman Mist en deze week liet hij
middels het kaartje weten het een prachtig boek te vinden: Een heel mooi verhaal dat me al lezend terugvoerde naar mijn jeugd.
Hij schreef te zijn opgegroeid in een streng gereformeerde gemeente in een klein dorp: De dankbaarheid dat ik daar niet meer woon, weg van dat benauwde.
Hij moet zich hebben herkend in Jacob, de hoofdpersoon van Mist, die besluit de benauwenis van het eiland van zijn jeugd te verlaten.
Het geloof maakt meer kapot dan je lief is, dat was vroeger het geval, maar is dat ook nu nog. Dit schreef ds Agteresch in zijn brief van 20 maart aan de ‘lieve kinderen uit de Bethelkerk’
in Werkendam:
Koning Jezus komt. Wanneer? Bij de wederkomst. Dan komt hij op de wolken van de hemel (…). Maar voordat Jezus komt, stuurt Hij zoals de koning eerst zijn knechten stuurt, eerst het
corona-virus om ons te straffen. Waarom? De Heere wil dat jij gaat bidden. De Heere wil dat jij breekt met de verkeerde dingen.
Op verschillende plekken bij mij in de wijk staat er met krijt Psalm 91 op de stoep geschreven. Wie in de beschutting van de Allerhoogste woont heeft niets te vrezen, daar komt
de psalm in het kort op neer: Hij bevrijdt je uit het net van de vogelvanger en redt je van de dodelijke pest. Maar wie kwaad doen worden gestraft.
Zij die kwaad doen, wie zijn dat, de goddelozen en afvalligen?
In de jaren zestig moest bij ons thuis, een Rooms-katholiek arbeidersgezin, het Heilig Hart beeld eraan geloven. Mijn vader sloeg met een hamer het gipsen beeld aan stukken. Met een van de
stukken gips schreef ik op de stoep voor ons huis: Koos Meinderts, Evertsenstraat, Loosduinen, Den Haag, Nederland, Europa, wereld, heelal.
Daaronder schreef ik, tussen haakjes: Dit is het woord van God.