Woutertje Pieterse Prijs

april 2019
Donderdag 11 april werd in De Brakke Grond de Woutertje Pieterse Prijs uitgereikt, Annette Fienieg was genomineerd voor haar illustraties in Lepelsnijder van Marjolijn Hof, en ik mocht met haar mee.
Annette en Marjolijn hadden een paar dagen voor de uitreiking een jammer-maar-helaas telefoontje van de organisatie gekregen, net als de andere net-niet-winnaars van de prijs voor het beste kinderboek van 2018. Ook de winnaars waren tevoren ingelicht met een net iets ander telefoontje, zodat iedereen wist waar hij of zij aan toe was en dus niet in spanning hoefde te zitten.
Aan het eind van de middag, aan mekaar gepraat door Hans Smit, gaf juryvoorzitter Noraly Beyer de winnaars prijs aan de openbaarheid: Kathleen Vereecken en Charlotte Peys, resp. schrijver en illustrator van Alles komt goed, altijd.  Voorafgaand zong Goslink het Rooverslied, hield Liesbeth Colthof de Woutertje Pieterselezing en waren er filmpjes te zien van alle genomineerden en hun boeken.
Een mooi, inhoudelijk programma waar de organisatie van de Gouden Griffel haar voordeel kan (en wat mij betreft moet) doen. Een bijeenkomst waarin de jeugdliteratuur serieus genomen werd, die niet opgeleukt hoefde te worden door de dansrobotjes van Kinderen voor Kinderen, zonder achterlijke verkleedpartijen, en zonder pijnlijk kinderachtige toneelstukjes als zou het koffertje met de prijs gestolen zijn! En ook geen chocoladefonteinen voor de kinderen, die waren er niet, goddank.
Ik hoop ook dat ze bij de komende Griffel- en Penseeluitreiking niet worden uitgenodigd. Laat het een middag of avond zijn voor de schrijvers zelf en geef de kinderen hun eigen feestje als de winnaars van de Kinderjury bekend worden gemaakt. Dat is wel zo duidelijk.
Dan nog dit: meteen na de bekendmaking ging NRC-recensent Thomas de Veen los op Twitter, hij was het niet eens met de jury, hij vond het winnende boek het saaiste van de lijst. Dat is zijn goed recht, maar te stellen dat met de keuze van Alles komt goed, altijd  ‘de jury aantoont geen verstand van jeugdliteratuur te hebben,’ klinkt mij een tikkeltje te arrogant, alsof alleen De Veen weet wat goed is.
Het was ook niet chic voor de winnaars, en zijn suggestie dat de woorden van de jury en het zoet van de geldprijs op zouden wegen tegen zijn zure commentaar, daarmee gaf hij aan weinig begrepen te hebben waarom schrijvers schrijven.