augustus 2020
Waarin ik geen reet heb uitgevoerd. Te heet. ’s Morgens probeerde ik in de schaduw in de tuin achter het huis een boek te lezen tot het ook daar te warm werd en ik naar binnen vluchtte. ’s
Middags gaf ik me als een jongbejaarde over aan een uurtje siësta, waaruit ik elke keer weer verward wakker werd, plakkend van het zweet.
Donderdag besloot ik dat het met het dolce far niente, dat helemaal niet zo dolce was, nu maar eens afgelopen moest zijn.
Aan het werk, Meinderts. Er zit een verhaal op je te wachten.
Ik nam plaats achter mijn laptop, opende het document Stapelbedbroers, las de proloog nog eens door (kan beter, komt later) en typte baldak, twee woorden die ik per ongeluk aan
elkaar schreef, als één onbegrijpelijk woord.
Baldak.
Ik heb een poosje naar het woord zitten staren, te lamlendig om een spatie tussen bal en dak aan te brengen, zodat ik een van de twee broers het dak van zijn ouderlijk huis kon laten opklimmen
om de bal ervan af te halen.
De temperatuur op mijn werkkamer was niet te harden, nooit geweten dat je uit zoveel poriën kon zweten. Bekijk het maar met je baldak.
Ik sloot het document af en ben beneden in de tuin met mijn voeten in teiltje water gaan zitten.
Met ijsblokjes.