juli 2020
Waarin ik op een bankje in de Tienhovense Plassen halverwege mijn dagelijkse fietstocht door de polder, uitkijkend over de trilvenen opeens de
behoefte voelde iets of iemand te bedanken.
Maar wie?
God?
God heeft zijn handen van me teruggetrokken, nadat of omdat ik de mijne niet langer aan hem wilde vuil maken. Mijn ouders dan?
Ik ben ze veel dank verschuldigd en het klopt dat ik er zonder hen niet was geweest, maar het simpele feit dat ik er ben, heb ik eerder aan het door de Paus afgekondigde verbod op het gebruik van
voorbehoedsmiddelen te danken, dan aan hun wens nog een kind toe te voegen aan hun toch al grote gezin.
Mijn dank kon niet anders uitgaan dan naar de natuur, waarin ik me doorgaans een intieme buitenstaander voel. Op dat ene moment na, op dat bankje in de Tienhovense Plassen. Toen ging ik zo
op in de natuur dat ik erin verdween. Een ondeelbaar ogenblik was er geen verschil tussen mij, de wind en het wuivend riet.
Weer op de fiets vroeg ik me af of ik iets terug kon doen, waarna ik me bedacht dat het nog beter was, om in navolging van Kevin, een Ierse monnik, iets te láten.
In de overlevering spreidde deze monnik zijn handen om God te danken voor alles wat groeit en bloeit, toen er op een van zijn geopende handen een vogel een nest begon te bouwen voor zijn
eieren.
De monnik bleef net zo lang staan tot de eieren uitkwamen en de jonge vogels uitvlogen.