Er was in 2022 genoeg wereldleed en voldoende klein leed om in huilen uit te
barsten. Ik hield het op een enkele keer na droog. Ik huil te weinig, zeker voor een man op leeftijd, ik word zeventig binnenkort, en zoals bekend: sentiment komt met de jaren.
Twee huilbuien staan me nog bij, om te beginnen die keer dat ik onbedaarlijk moest janken bij het luisteren naar Die Kinder von Izieu, een lied van Reinhardt Mey. Hij schreef het lied na
het zien van een foto van een groepje Joodse kinderen in de Tweede Wereldoorlog in het dorp Izieu, in het Rhônedal. Een op het oog onschuldig kiekje van uitgelaten kinderen, alsof ze op
schoolreisje zijn.
Mey zingt over Jozef die zo mooi paarden in een weiland kan tekenen, over Theodoor die de kippen en de koeien voert, Liliane die zo mooi kan schrijven en later dichter wil worden, over de kleine
Raoul die de hele dag door loopt te zingen, over Elie, Sami, Max en Sarah, of hoe ze ook maar heten, doodgewone kinderen die ondergedoken in een weeshuis zaten, zich veilig waanden, tot ze op een
dag werden verraden, op transport gezet en vermoord.
Voor die andere herinnerde huilbui was geen directe aanleiding, het was een ochtend als alle ochtenden, ik was alleen thuis en ik huilde.
Om niets, om alles.