Koude steen


 

Ik was voor werk in Turnhout, De club van lelijke kinderen, de film naar mijn boek, werd vertoond in zaal 2 van UGC Cinema’s aan de Graatakker. Een keer ’s morgens en een keer ’s middags, beide keren aan zo’n 160 kinderen van zo’n elf jaar. Na afloop van de film mocht de zaal vragen stellen, zowel aan mij als aan Jeroen Margry, de scenarioschrijver van de film.
In de pauze maakte ik een ommetje en liep de Sint Pieterskerk aan de Grote Markt binnen. Het orgel speelde, ik liep een rondje en bleef een poosje staan bij Christus op de koude steen, een beeld dat ik ken van Museum Catharijne Convent in Utrecht. Het laat Jezus zien, zittend op een steen, met doornenkroon en de handen geboeid, vlak voor hij aan het kruis zal worden geslagen.
De Vlaamse koude-steen-Christus zou je de theatrale, katholieke versie kunnen noemen, het lijden druipt er in kleur van af: kijk mij eens lijden; die in het Catharijne Convent de kale, protestantse versie, alsof hij het lijden dat hem wacht liever voor zich houdt: let maar niet op mij.  
Ik  ben een katholiek van boven de rivieren, bedacht ik me toen ik weer verder liep, en voor ik de kerk verliet schreef ik in het gastenboek: Nooit voelde een mens zich zo alleen/als Christus op de koude steen.